Orazio Vecchi: Requiem door Graindelavoix

Geplaatst op zondag 07 mei 2017 @ 16:00 , 1207 keer bekeken

De Belgische antropoloog en dirigent Björn Schmelzer benadert de muziek uit de 15de eeuw heel anders dan anderen. In zijn vocaal ensemble mag elke zanger ook de ruwe kant van zijn stem laten horen. Vandaar: grain de la voix. De 'ruwheid' van de diverse stemmen wordt niet weggepolijst, maar werkt eerder versterkend. 

En nooit leek zijn missie zo actueel: “Het verleden is niet een gestolde realiteit waarvan we gescheiden zijn, maar een geheel van constant op en neer golvende onderlagen en tegenstromen die in onze lichamen voortleven. Op telkens wisselende tijden en geografische plekken doen er zich nieuwe erupties en botsingen van tijdslagen voor. Deze symptomen vormen de basis voor de performers van graindelavoix om telkens opnieuw te onderzoeken hoe het publiek zijn eigen geheugen van betekenissen construeert." 

Dit seizoen komt Graindelavoix uit met een nieuwe CD met een nieuwe wereld: een polyfoon programma vol ontdekkingen. Björn Schmelzer ging graven in de rijke Antwerpse drukkersarchieven van Plantin en Phalesius rond 1600 en ontdekte nooit eerder uitgevoerd of opgenomen materiaal. 

De oogst is niet alleen indrukwekkend, maar ook internationaal. Het meeslepende achtstemmige Requiem van Orazio Vecchi werd in 1612 in Antwerpen uitgegeven. Het wordt aangevuld met onbekende topwerken van o.a. George de la Hèle, Duarte Lobo en Pedro Ruimonte. Deze late polyfonie wordt door Björn Schmelzer 'barok in disguise' genoemd.

 

Björn Schmelzer

Björn Schmelzer schrijft het volgende over deze CD:

“De rituelen tijdens de begrafenis van Rubens appelleren aan een ander soort barok, een soort gesluierde, vermomde barok, en raar genoeg in die zin, barok par excellence.”

Antwerpen, 2 juni 1640: laat in de ochtend zet zich een imposante, stille begrafenisstoet in gang van de Wapper richting Sint Jacobskerk. De kist wordt vooraf gegaan door zestig wezen met toorts in de hand en de vertegenwoordigers van de belangrijkste monastieke ordes van de stad, samen met leden van het kapittel van de kathedraal en de stadsmagistratuur. De kerk is, net als de katafalk, bekleed met zwart fluweel en rood satijn. De dode in de kist is niemand minder dan de beroemdste schilder van zijn tijd, Pieter Paul Rubens. Het requiem dat gezongen wordt tijdens de begrafenis is zonder veel twijfel het requiem gecomponeerd door Orazio Vecchi op het einde van zijn leven rond 1605 en gedrukt in Antwerpen in 1612.
Het requiem beantwoordt aan de getuigenis van het begrafenisritueel: de uitvoering van een achtstemmig requiem met een polyfoon Dies Irae. Stefanie Beghein heeft in haar doctoraat duidelijk aangegeven hoe de funeraire conventies er in parochiekerk van Sint Jacob in 1640 uitzagen: het lichaam van een belangrijk persoon zoals Rubens werd begraven in de buurt van het koor (een zogenaamd 'koorlijk'), dichtbij het Heilig Sacrament.
Voor dergelijke personen was een achtstemmig requiem (in prima prattica stijl) aangevuld met een meerstemmig Dies Irae en Libera me de geplogenheid. Vecchi's Requiem, onvoltooid bij de dood van de componist, werd door zijn leerling Paolo Bravusi aangevuld met een Libera me dat ook in de Venetiaanse en Antwerpse druk terug te vinden is. Van alle Requiemmissen die in Antwerpen in die periode werden gedrukt komt enkel de dodenmis van Vecchi echt in aanmerking voor Rubens' begrafenis. Bovendien is de mis terug te vinden een bij Phalesius  uitgegeven druk van 1612 naast de beroemde Missa In Illo Tempore van Monteverdi, Rubens' collega in Mantua. Vecchi's Requiem is ook het enige Italiaanse requiem dat in die periode in Antwerpen werd gedrukt.
Belangrijk is dat de eshetische en liturgische smaak in de Antwerpse Sint Jacobskerk pas na 1644 veranderde, dat wil zeggen 'echt' barok werd, met de aanstelling van Philippus Van Steelant. Van hem zijn meerdere dodenmissen bekend in de nieuwe concertato stijl van de seconda prattica, een stijl die we eerder associëren met de werken van Rubens. Nochtans is het net die 'andere' barok die te horen was op zijn begrafenis.
Wanneer we naar het Requiem van Vecchi luisteren en tegelijk denken aan de schilderijen van Rubens, worden we gewaar dat er in het begin van de 17de eeuw geen sprake kon zijn van een homogene, barokke cultuur. Het is alsof verschillende stijlen en tijden door elkaar liepen die we
nu nog maar moeilijk met elkaar kunnen associëren. De rituelen tijdens de begrafenis van Rubens appelleren aan een ander soort barok, een soort gesluierde, vermomde barok, en raar genoeg in die zin, barok par excellence.


Barok is immers de stijl en de kunst van de vermomming, van een gedrapeerde materie die verhult en onthult. De waarheid is niet te vinden achter de sluier, maar is de sluier zelf.
Eerder dan te poneren dat componisten conservatief of oubollig waren, wil dit concert deze 'andere' barok doen ervaren. Misschien was de Antwerpse barok wel gekenmerkt door twee gezichten: het eerste is dat van Rubens en zijn collega's, een glorieuze, grandioze, post-Tridentijnse barok, met zijn eindeloze plooien en schakeringen in de materie. De tweede is een complexere en minder bekende, minder uitgesproken barok, gekenmerkt door een afgekeerd gelaat, een gelaat in het donker of herleid tot een blik in een zwarte sluier, een vermomde, verklede barok.
Het eerste gelaat is dat van de vermenging van geplooide huid en witte draperie; het tweede is dat van de strenge leegte, donker en zwart. Het zijn twee gezichten van dezelfde penning.
De geschiedenis heeft ons geleerd de barok te beschouwen als een verzameling 17de eeuwse stilistische kenmerken die eigentijds en vernieuwend zijn en die we zonder problemen, zonder dialectiek of ambiguïteit, kunnen inpassen in een historisch schema. Al wat daar niet in past noemen we anachronistisch of in het beste geval een overblijfsel of een reactie. Dit probleem komt goed tot uiting in onze appreciatie van de polyfonie die we met prima prattica associëren, met de 16de eeuw, maar die in de 17de eeuw bleef doorleven. Vecchi's requiem is een mooi
voorbeeld, maar ook de werken van de Portuguese maestro de capilla, Duarte Lobo, wiens volledige oeuvre bij Plantin werd uitgegeven in het begin van de 16de eeuw, tot en met 1639, een jaar voor Rubens' dood dus.
In Antwerpen was de barokke expressie vooral ook een reactie op het trauma van het iconoclasme: Antwerpen kende in de loop van de 16de eeuw twee Beeldenstormen, waarvan de eerste in 1566 kort maar heel heftig was, terwijl die van 1581 onder het Calvinistisch Bewind, georganiseerd en rigoureus was. Het is niet toevallig dat vele geschilderde kerkinterieurs in de 17de eeuw werden uitgewerkt met de binnenarchitectuur van voor 1566, een spookachtige herinnering van hoe het er ooit had uitgezien, wellicht ook een manier om in religieus gemengde Antwerpse families het probleem van het iconoclasme en de verering van heiligenbeelden bespreekbaar te maken.
Vecchi en Lobo beantwoorden hier volledig aan. Zo gebruikte Vecchi het pre-Tridentijnse graduale: Si ambulem in plaats van het normale Requiem Aeternam (dat wel bij Lobo terug te vinden is.) Verder snijdt hij van het offertorium het tweede deel Hostias et preces. Een andere
anomalie is de introductie van een volledig doorgecomponeerd Dies Irae. Zonder twijfel stelde dit de componist die vooral bekend stond voor zijn madrigaalkomedie's, in staat een bescheiden liturgisch drama te construeren, gekenmerkt door het dramatisch gebruik van chromatische
wendingen en twee koren die elkaar afwisselen: een hoog koor en een infernaal laag koor die elkaar in het Pie Jesu omarmen.
We beginnen het concert echter met een andere primeur: drie delen uit de nooit eerder uitgevoerde Missa Praeter Rerum Seriem, gedrukt in 1578 bij Plantin in Antwerpen. De mis is gebaseerd op een andere mis met dezelfde titel van Cipriano de Rore, die op zijn beurt een motet van Josquin als uitgangspunt nam. De mis is deel van een iconische Antwerpse druk, de eerste muzikale publicatie die bij Plantin van de persen rolde.
Het verhaal is bekend: Plantin wilde een antifonarium drukken met de financiële steun van Filips II. Die steun liet op zich wachten, maar de investering in speciaal papier en speciale muziekkarakter was gemaakt. Plantin besloot dan maar het erop te wagen en missen te drukken van de 31-jarige kapelmeester van Doornik, George de la Hèle, geboren in Antwerpen. Zijn werk is onterecht onbekend en nauwelijks uitgevoerd, want het is van een ongelofelijk meesterschap en een geweldige lyrische pathetiek.
BJÖRN SCHMELZER 

Orazio Vecchi: Requiem - Rubens's funeral and the Antwerp Baroque
Graindelvoix / Björn Schmelzer


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: