Jean-Baptiste Lully - "Ballet des Arts"

Geplaatst op zondag 21 september 2008 @ 12:01 , 1330 keer bekeken

Deze cd is al het tiende volume in een reeks bij het Franse ensemble 'La Simphonie du Marais' die licht laat schijnen over de instrumentale muziek van Jean-Baptiste Lully. Lully wordt op deze cd voorgesteld als 'Le Musicien du Soleil' en dat is niet overdreven want het merendeel van zijn werken werd in opdracht van de zonnekoning Lodewijk XIV geschreven. Zo ook dit 'Ballet des Arts', een allegorische voorstelling van 'kunsten' (dit begrip valt erg ruim op te vatten) die in het Franse rijk van de late zeventiende eeuw beoefend werden.

Jean-Baptiste Lully
Geboren te Firenze in 1683 - Gestorven te Parijs in 1687

Met zijn combinatie van komische en ernstige tableaus, waarin door dansers en zangers die goden en helden uit de oudheid uitbeelden, lof wordt gezongen over de koning en zijn edellieden, is dit een typevoorbeeld van het barokke Franse ballet. Zeven 'kunsten' komen achtereenvolgens aan bod: de landbouw, de zeevaart, edelsmeedkunst, schilderkunst, de jacht, geneeskunde en de kunst van het oorlogsvoeren. Leuk op deze opname is alvast dat het hele werk wordt voorgesteld zoals het in Lully's tijd geklonken moet hebben, met een hele verzameling niet-muzikale geluiden om de verschillende taferelen te ondersteunen. Zo opent het ballet met allerlei (echte) vogelgeluiden om de geest van het platteland op te roepen en het tableau dat de zeevaart uitbeeldt begint met gekras van meeuwen en het geluid van de wind die over zee raast.

Hugo Reyne,
directeur van het ensemble 'La Simphonie du Marais'

De continuopartij wordt tijdens recitatieven effectief en knap door luit en klavecimbel vervoegt maar de instrumentale dansen worden in de regel door enkel strijkers gespeeld, al dan niet met de bovenstemmen verdubbeld met een paar blokfluiten of hobo's. Qua speelwijze staat galantheid en stijlbesef voorop. Nergens barst de interpretatie uit haar voegen, virtuositeit blijft, ondanks de soms snelle tempi heel beheerst en scherpe kantjes moeten wijken voor een sterk doorgevoerde aandacht voor detail en frasering. De puur instrumentale finales van elk tableau worden echter passend snel genomen zodat het orkest zijn technische beheersing in volle glorie kan tentoon spreiden. Delen als de 'air pour les chasseurs' zijn eigenlijk allesbehalve klankschilderingen en herinneren nergens direct aan de jacht of het buitenleven.

Bij de zangers klinkt sopraan Dorothée Leclair jong en fris, me een heldere stem, zeker in het hoog register en dat is bijvoorbeeld ideaal voor het beeld van pastorale onschuld waarmee 'Le Ballet des Arts' opent. In de 'buffo' tableaus zoals 'La Navigation' zingt zij met een vorm van muzikale humor in haar stem maar ze klinkt ten allen tijde erg gestileerd, met een zang die soms echt als in een keurslijf gestoken overkomt, zoals dat aan het hof van de zonnekoning de gewoonte was. Mélodie Ruvio is als mezzo wat zwaarder en ook wat vlakker in haar lezing maar beide zangeressen blijven uitstekend verstaanbaar. Enkele recitatieven, zoals dat van 'Diane' in het jachttafereel worden door enkel blazers en continuo begeleid. De mannenstemmen krijgen in het ballet en kleinere rol. Tenor Romain Champion komt melodieus over, gepolijst en zonder hardheid. Bas Arnaud Richard tot slot maakt een robuuste en heldhaftige indruk, wat bevlogen in zijn recitatieven en met een stem die accuraat blijft ook in de laagte. Alles bij elkaar een uitvoering voor kenners die weten wat ze willen horen bij deze aan velerlei regels gebonden, erg gestileerde muziek en niet teleurgesteld zullen zijn in deze knap afgewerkte uitvoering.

Bezetting: Dorothée Leclair (dessus); Mélodie Ruvio (bas-dessus); Romain Champion (haute-contre); Arnaud Richard (basse); La Simphonie du Marais, Hugo Reyne( dir)

JEAN-BAPTISTE LULLY
'Ballet des Arts'
La Simphonie du Marais o.l.v. Hugo Reyne
Collection "Lully ou le musicien du soleil",
Vol X, Accord, 2008

Image:Jean-Baptiste Lully 1.jpeg

JEAN-BAPTISTE LULLY

Door een vreemd toeval kwam de dertienjarige Giovanni Battista Lulli aan het Franse hof terecht: Mademoiselle la Princesse de Montpensier haalde het in haar hoofd om Italiaans te studeren, en vroeg eerder schertsend aan Monsieur le Chevalier de Guise haar van één van zijn reizen een echt Italiaantje mee te brengen. In 1646 stond de Chevalier dan ook werkelijk met een zwartharige krullekop voor de poort. Gianbattista werd dan maar tot page benoemd (een soort "garçon de chambre" of loopjongen).

In Firenze, waar hij op 28 november 1632 geboren werd in een molenaarsgezin, had hij als knaap wat gitaar, viool en muziektheorie geleerd bij een oude monnik. Zo is het te begrijpen dat de jonge Lulli al gauw ontheven werd van zijn taak in de keuken en als taalleraar: zijn muzikale gaven werden opgemerkt, en hij kreeg de gelegenheid zich te bekwamen in de muziek en vooral in de danskunst. En daar begint dan een van de wonderlijkste componistenloopbanen uit de geschiedenis: Jean-Baptiste Lully (zelfs zijn naam had hij opportunistisch verfranst) ontpopte zich tot een man met onverzadigbare ambitie: wanneer zijn "uitgediende" meesteres naar de provincie weggedegradeerd wordt, vraagt hij zijn ontslag om in de Parijse hofkringen te kunnen blijven. Hij kon er schitteren als danser, muzikant en componist. Het decor voor zijn carrière was enkele jaren tevoren opgesteld door een andere ingeweken Italiaan zonder scrupules: Giuglio Mazarini, beter bekend als kardinaal-eerste minister Mazarin, die de Italiaanse opera naar het hof haalde. Lully had zich zo grondig van zijn Italiaanse huid ontdaan, dat hij zich zowel muzikaal als in zijn verdere gedragingen tot een typisch zeventiende-eeuws Fransman van groot allure had ontwikkeld: tegen tal van intriges in werd hij een groot hoveling en bonvivant, een gewetenloos zakenman, een belangrijk componist en geadeld gunsteling van Lodewijk XIV.

Om zijn aanstaande schoonfamilie te imponeren deinsde hij er niet voor terug zichzelf adelijke titels toe te eigenen: zijn vader noemde hij "Laurent de Lully, gentilhomme florentin" (eigenlijk Lorenzo de molenaar) en zijn moeder "la défunte demoiselle Catherine del Serta" (eigenlijk Catarina del Sera, molenaarsdochter uit Ognissanti). Hij trad in het huwelijk met de enige dochter van zijn voormalige collega in de kapel, Lambert. Zijn vrouw Madeleine, die voorts in zijn hart weinig plaats innam, veranderde zijn leven vol schandalen, in dat van een hardwerkend familievader. Van dan af gingen zijn talent en intriges eerst werkelijk renderen. Van de zes kinderen (in zes jaren tijd geboren) waren de drie zonen eveneens muzikaal begaafd.

Wat de theatermuziek betreft, werd de eerste periode van zijn componistendom volledig beheerst door de samenwerking met Molière. Het resultaat waren dan ook een aantal komische zangspelen, waarvan "Le bourgeois gentilhomme" steeds repertoire heeft gehouden. Na de plotse dood (op het podium) van de blijspelauteur, ging Lully met Quinault als libbrettist samenwerken. Hieruit groeiden een reeks "tragédies lyriques" met de Griekse tragedie als inspiratiebron. In werkelijkheid stond de held symbool voor de zonnekoning. De belangrijkste titels zijn "Isis", "Psyche", "Bellérophon", "Proserpine", "Roland", "Armide" en "Acis et Galathée".

Intussen bleef Lully aan het hoofd staan van de 24 violons du Roy (het grote hoforkest) én van La petite bande, en componeerde volop militaire marsmuziek plus pompeuse kerkmuziek. Bij het dirigeren van zijn "Te Deum", gecomponeerd om de genezing van de koning te vieren, stootte Lully iets te hard met de dansmeestersstok waarmee hij placht te dirigeren (in die tijd een echte stok waarmee op de grond gestoten werd), en verbrijzelde één van zijn tenen. Gebrekkige verzorging van de infectie die hierop volgde had zijn dood tot gevolg op 22 maart 1687. Zo eindigde zijn carrière even grotesk als ze begon.

Websites:


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: