Blogposts

Blog

Geplaatst op zaterdag 01 februari 2014 @ 23:03 door Calamandja , 1193 keer bekeken

Antwerpen [B] Machaut’s Messe…

   

TOUTE BELLE (TOTA PULCHRA)

     

Guillaume de Machaut is een wonder. Dat moge wat hagiografisch klinken, maar we laten ons voor een keer eens flink gaan. Deze in Machault of Reims geboren Franse componist en dichter heeft een oeuvre nagelaten dat groot is, uniek, gevarieerd, hoogstaand, en zo ontroerend. Hij is zonder meer dè figuur van de 14de eeuw, en zijn invloed op de muziek is voor honderden jaren blijvend geweest.

    

Zijn poëtisch oeuvre – de muziek dus even terzijde gelaten – is op zich al enorm. Er zijn vijftien lange dits, zoals de naam aangeeft gedichten die gezegd en niet gezongen worden, elk tot 9000 verzen lang, en een grote collectie lyriek (zo’n 280 gedichten, waarvan 200 ballades en 60 rondeaux) bekend onder de titel Loange des Dames. Hij schreef ook virelais, lais, complaintes, chants royaux, een proloog en een kroniek. Sommige van de genoemde teksten zette hij op muziek. Zijn werk als dichter is zo groot en rijk, dat vele Fransen de Machaut eerder als een dichter dan als een componist zien.

    

Als componist is hij absoluut incontournable, al was het maar omwille van zijn scharnierfunctie tussen de muziek van de Middeleeuwen en die van de Renaissance. Hij was zowel in het wereldlijke als in het liturgische aspect van muziek maken goed thuis, en kende, gebruikte en ontwikkelde de technieken van de Ars Nova. Zijn 23 motetten bouwen voort op de virtuoziteit van Philippe de Vitry, en zijn mis (de kern van dit programma) is de eerste cyclische, doorgecomponeerde mis in de muziekgeschiedenis. Bij zijn dood in 1377 schreef de dichter Deschamps een ‘complainte’ bij het verlies van Machaut, en noemde hem ‘maître de toute mélodie’ – daarmee niet alleen verwijzend naar de vele muzikale vormen waarin Machaut meester was, maar natuurlijk ook naar de ‘melodie’ van zijn lyrische poëzie.

     

Zijn naam zou er kunnen op wijzen dat hij (rond 1300) in het dorp Machault geboren werd, op zo’n 40 kilometer van Reims. De spelling ‘Machault’ heeft bij veel Fransen nog steeds de voorkeur, hoewel de schrijfwijze (van de naam van de componist, niet van het dorp) in de 20ste eeuw officieel tot ‘Machaut’ werd gemoderniseerd. Het is niet duidelijk waarom, maar we hoeven er niet van wakker te liggen: in de Middeleeuwen was het wel gebruikelijk dat een naam niet altijd op dezelfde manier geschreven werd. Machaut, Machault, Machau, Machaux – het komt allemaal voor.

    

Hij komt op jonge leeftijd naar Reims (dat vermoeden is toch sterk), en verschijnt al in 1323 als klerk en schrijver in dienst van Jan van Luxemburg, koning van Bohemen. Later, in 1340, staat hij op de lijst van kanunniken van de kathedraal van Reims. Maar hij is wel terug te vinden in functies op andere plaatsen, zoals Verdun en Arras.  Ook in die latere periode blijft hij werken voor, of beschermd worden door, allerlei nobelen, zoals de latere koning Karel V of diens broer, de beroemde Jean, hertog van Berry. De twee data, 1323 en 1340, lijken belangrijke cesuren in zijn leven aan te geven. De zeventien jaren in dienst van Jan van Luxemburg doen hem rondreizen in heel Europa. Van het Franse hof (waar hij mogelijk Philippe de Vitry ontmoette) naar Luxemburg, Bohemen, Moravië, Silezië, tot in Litouwen toe. En met regelmatige verblijven (tot zijn genoegen, blijkbaar) te Durbuis, waar Jan van Luxemburg een soort buitenverblijf had. Veel van deze ervaringen kwamen in zijn teksten terecht.

    

Hij lijkt een zeer zelfbewust man geweest te zijn, die de laatste jaren van zijn leven besteedde aan het nauwgezet verzamelen en redigeren van zijn oeuvre (‘livre ou je met toutes mes choses’) – reden waarom we zo goed over zijn werk gedocumenteerd zijn. Van alle Middeleeuwse componisten is het werk van Machaut wellicht het meest compleet overgeleverd. Verzamelen van je eigen werk was relatief nieuw, het was pas sinds de 13de eeuw dat dichters dit begonnen te doen, met Adam de la Halle als notoir voorbeeld. Maar het bleef niet bij verzamelen. Machaut gaf ook commentaren op wat hij maakte of gemaakt had, waarmee we inzicht kunnen verwerven in zijn manier van werken, en schreef ook over muziek in het algemeen, waardoor hij soms de rol van recensent opneemt. Dit becommentariëren van eigen werk gebeurde voornamelijk in zijn beroemde, monumentale en waarschijnlijk ook autobiografische Le Voir Dit (rond 1364). Zelfbewust was hij, maar ook zelfkritisch: over een periode van zeven jaar in zijn leven schreef hij dat hij ‘ni si bonne chose ni si doulces o oir’ had gemaakt. ‘Niets goed of zoet genoeg om naar te luisteren.’ Naast zelfbewust en zelfkritisch was hij ook een kind van zijn tijd. Toen door heel Europa het spook van de pest woedde, deed ook hij lustig mee aan het bashen van joden, als zouden zij ‘alle bronnen vergiftigd’ hebben. Op die manier droeg ook Machaut enigszins bij aan de grootscheepse jodenvervolging van de 14de eeuw.

    

Het muzikaal oeuvre van Machaut komt in de eerste plaats tot ons via zes grote boeken uit de 14de eeuw, die vermoedelijk alle zes minstens onder zijn supervisie gemaakt zijn. Binnen dat oeuvre vormen de motetten en de lais de grootste groep. Elk motet heeft zo’n beetje een eigen verhaal. Motet 18 bijvoorbeeld is een jeugdwerk, geschreven ter gelegenheid van de aanstelling van Guillaume de Trie als aartsbisschop van Reims. Uit analyse van dat werk blijkt dat Machaut al heel vroeg allerlei subtiliteiten in zijn tekst en zijn muziek wist te verwerken, waardoor wat als een lofdicht overkomt, het niet noodzakelijk was. (Ook toen al waren er rond de aanstelling van een nieuwe aartsbisschop allerlei gevoeligheden, vetes, vijandschappen.) Naast de motetten en de lais, zijn er dan nog de mis en de Hoquetus David (de titel geeft aan dat een oude compositietechniek gebruikt wordt). En verder nog de hoger reeds genoemde ballades, rondeaux en virelais.

     

Machaut stierf zoals gezegd in 1377 en werd bij zijn broer begraven, in de kathedraal van Reims. De twee broers stelden een ‘Messe de Nostre Dame’ in, elke week te zingen op zaterdag. Zowel tijdens als na zijn leven stond Machaut in hoog aanzien. In een anoniem schrijven van het begin van de 15de eeuw vat een kronikeur het zo samen dat Machaut de ‘maître’ is, ‘le grant rethorique de nouvelle forme, qui commencha toutes tailles nouvelles et les parfais lays d’amour’. Of om terug te keren naar de hoger genoemde complainte van Deschamps: hij was de ‘flour des flours de toute melodie’ en ook ‘mondains dieux d’armonie’. Machaut: ‘le noble rethorique’.

     

Machaut’s Messe de Notre Dame is om meer dan één reden beroemd. Het monumentale werk is een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de polyfonie. Het is een van de oudst bekende, volledig vierstemmige zettingen van het ordinarium van de christelijke mis. Eigenlijk kunnen we niet eens met volle zekerheid zeggen dat dit een mis voor ‘Notre Dame’ is. Maar de aanwijzingen zijn sterk. Kanunnik Weyen vatte het in de 18de eeuw zo samen: “Guillaume et Jean de machaux, tous deux freres et chanoines de l’eglise de notre dame de reims, ce sont eux qui ont fondé la messe de la vièrge qu’on chante, les samedis dans la susditte eglise, c’est ainsi qui l’en explique leur epitaphe que l’on voit sur du cuivre proche l’autel de la roëlle a la nef.” Het epitaaf waarvan sprake, speelt een rol in het openingsgedeelte van dit concert: het leek ons immers erg gepast om de tekst ervan luidop te reciteren, alsof we die aflezen op de plek waar hij ooit te lezen was – daar waar de gebroeders Machaut begraven werden, in het schip van de kathedraal van Reims.

      

Psallentes heeft voor deze gelegenheid de mis van Machaut in een enigszins uitzonderlijk raamwerk geplaatst. Niet de doorsnee complementaire (proprium)gezangen van de mis, maar officiegezangen en sequensen ter ere van Maria vervolledigen het geheel. Daarmee wordt een traditioneel patroon doorbroken, met als eerste intentie de polyfonie nog meer glans te geven. Een andere context resulteert in een andere tekst. Voor Machaut (in zijn hoger genoemd gedicht Le Voir Dit) was Toute Belle de aanbiddelijke geliefde. Niet toevallig is dit het Franse equivalent voor Tota pulchra – een beroemd gezang met een tekst uit het Hooglied, dat in de christelijke verering van Maria een belangrijke rol speelt. De toewijding aan Maria wordt doorgetrokken in andere antifonen (Paradisi porta en Virgo prudentissima) die samen een rode draad vormen doorheen het programma. Een beroemde (Mariae praeconio) en een onbekende (Stella maris) sequens maken dit eerbetoon aan Maria volledig. Verder hebben we het meerstemmige Kyrie pas geplaatst na de andere delen van het ordinarium. Waarom? Zo kunnen we het Gloria enerzijds, en het Sanctus, Agnus Dei, Ite Missa est en Kyrie groeperen. Zij vormen twee zijden van de polyfone medaille: de ene is eerder homofoon van stijl, de andere zijde kan als isoritmisch worden omschreven – gebruik makend van terugkerende melodische en ritmische motieven. Mooi meegenomen is daarbij, dat het Kyrie ons in staat stelt om het concert in een verstilde sfeer te laten eindigen. We wilden bovendien graag eerst het ‘naakte’ Kyrie laten horen, de melodie die Machaut in zijn compositie gebruikte. Hierin schuilt overigens nog een bijkomend argument om de dedicatie van deze mis aan Maria te staven: de Kyrie-melodie is namelijk van een mariale trope (vermoedelijk 13de-eeuws) voorzien, Rex virginum. En wat ‘Rex’ betreft: het motet Bone pastor Guillerme, oorspronkelijk geschreven voor aartsbisschop Guillaume de Trie, werd mogelijk gebruikt als afsluiter van de Laudes regiae, een litanie ter ere van koningen (op aarde en in de hemel). En zo presenteert Psallentes de Messe de Notre Dame, het meest schitterende juweel van de vroege polyfonie, in een tegelijk mariaal en koninklijk kleedje.

     

Bron: Hendrik Vanden Abeele; psallentes.com - Vrijdag/Friday 26 oktober/October 2012 21h @ Amuz, Kammenstraat, Antwerpen. 



Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.