Blog
Geplaatst op zondag 01 september 2013 @ 13:42 door Calamandja , 1295 keer bekeken
Vrouwelijke componisten zijn niet dik gezaaid, of bereiken moeilijk het grote publiek. Het is daarom extra opvallend dat uitgerekend de middeleeuwen één van de bekendste tegenvoorbeelden levert: Hildegard von Bingen.
Duidelijk geprofileerd en consequent programmeren loont. Het bewijs daarvoor is een festival als Laus Polyphoniae, dat focust op “oude” muziek, los van cross-overs, en dit jaar na jaar weet te verzoenen met jaarlijks een nieuw thema – iets wat bij andere festivals vaak voor een problematisch programmatie zorgt. Dit jaar vaart het festival onder de vlag “Manuscriptium” waarbij oude handschriften geïnterpreteerd worden door verschillende uitvoerders. Het gevolg is dat bij Laus Polyphoniae de zalen aardig vollopen en dat meer dan eens het zo begeerd bordjesold out mag bovengehaald worden.
Uitverkocht was het laatavondconcert van Psallentes Femina in de O.L.V.-Kathedraal niet, maar wie voor een optreden na 22u een 600-tal bezoekers weet te lokken – die niet komen om tot in de ochtend door te dansen – mag meer dan tevreden zijn. Daarbij kan wel opgemerkt worden dat het programma er bijzonder aanlokkelijk uitzag. De muziek van de 12de eeuwse mystica, Benedictijnerabdis, genezeres en componiste Hildegard von Bingen spreekt nu eenmaal tot de verbeelding, niet in het minst sinds de opkomst van de new age beweging.
De twee belangrijkste bronnen voor haar muziek zijn de Riesenkodex en de Hildegard Codex. Dit laatste handschrift wordt bewaard in de Sint-Pieter en Paulusabdij in Dendermonde. Psallentesoprichter en dirigent Hendrik Vanden Abeele stelde voor dit concert een programma samen met gezangen voor de Heilige Ursula. Deze inhoudelijke eenheid kreeg ook een muzikale tegenhanger, door een steeds terugkerende melodie, die echter geregeld in een licht andere gedaante opgevoerd werd. Op deze manier kreeg de luisteraar houvast en kon die de muziek naderhand ook in zijn herinnering mee naar huis nemen. Dat dit ook gebeurde, valt niet te betwijfelen. De damesstemmen van Psallentes Femina (ook wel eens aangeduid met het meer Prince-achtige Psallentes♀) lieten de luisteraar immers op geen enkel moment los. Het optreden werd een grote boog die van begin tot einde wist te fascineren.
Een eerste reden daarvoor lag bij de kwaliteit van de uitvoering, waarbij vooral de homogeniteit van de stemmen indruk maakte. Deze doorgaans zo moeilijk te verkrijgen sonoriteit was aanwezig van in het begin, toen de damesstemmen, verdeeld in twee groepen, de centrale plaats in de kathedraal naderden, waar ze gezamenlijk in cirkelvormige opstelling, het optreden verder zouden afwerken. Enkel begeleid door pedaalnoten van de organisten, bleek de intonatie van de zangeressen haarfijn, waardoor de samenhang ook op dit front gewaarborgd werd.
Bovendien werden gregoriaanse gezangen van Hildegard von Bingen niet gebracht in een vlakke, zwevende interpretatie, maar zorgde een secuur spel van accenten en dynamiek er voor dat de muziek werd voortgestuwd: drive zonder gemakkelijk te swingen en muzikale verrassingen zonder effectbejag. Dat daarbij de eindmedeklinker van een (slot)woord al eens onhoorbaar werd, was een euvel dat in het licht van de schitterende uitvoering minder stoorde dan doorgaans het geval is.
Naast de knappe uitvoering was de impact van het optreden uiteraard ook toe te schrijven aan de muziek zelf. De melodische kwaliteiten van von Bingens gregoriaanse gezangen zijn betoverend, waarbij de herhaalde melodie zelfs ronduit catchy genoemd mag worden. Minstens even indrukwekkende was de secure uitwerking van de meerstemmigheid. Aanvankelijk bleef die beperkt tot een melodie die zweefde boven een op één toon gereciteerde tekst – bij een eerste verschijning in een doorgaans eenstemmige context al een sensatie. In ‘Deus Enim in Prima Muliere’ werd een stapje verder gegaan: de hoge stem trok de meerstemmigheid kort open en er kon zich zelfs een heuse canon ontwikkelen.
Vervolgens stagneerde de polyfone ontwikkeling om geregeld zelfs terug te plooien en zo alle ruimte te laten aan de zuivere melodische zeggingskracht van de muziek. Voor een verder doorgedreven muzikale ontwikkeling werd gewacht tot in de sequens ‘O Ecclesia’ en de hymne ‘Cum Vox Sanguinis Ursule’. Vooral in dit afsluitende deel was er geen houden meer aan. De stemmen schoven de hoogte in, minuscule versieringsnoten en verkortingen van de kop van de basismelodie zorgden voor melodisch-ritmische verrassingen en de parallelle meerstemmigheid verleende de muziek een grandeur die voor een beklijvende climax zorgde: een minimum aan middelen voor een maximum aan impact en resultaat. Of hoe een concert een evenement wordt, zonder bijkomstigheden, louter op basis van de muziek. Deze manier van werken siert niet alleen Psallentes Femina, maar ook het festival Laus Polyphoniae in het algemeen: een voorbeeld dat (meer) navolging verdient.
Bron: Koen Van Meel; kwadratuur.be; 26 augustus 2010
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.